SV | En hij had sterke roeden tot scepteren der heersers, en de stam van elke [roede] werd hoog tussen de dichte takken; en hij werd gezien door zijn hoogte, met de menigte zijner takken. |
WLC | וַיִּֽהְיוּ־לָ֞הּ מַטֹּ֣ות עֹ֗ז אֶל־שִׁבְטֵי֙ מֹֽשְׁלִ֔ים וַתִּגְבַּ֥הּ קֹֽומָתֹ֖ו עַל־בֵּ֣ין עֲבֹתִ֑ים וַיֵּרָ֣א בְגָבְהֹ֔ו בְּרֹ֖ב דָּלִיֹּתָֽיו׃ |
Trans. | wayyihəyû-lāh maṭṭwōṯ ‘ōz ’el-šiḇəṭê mōšəlîm watiḡəbah qwōmāṯwō ‘al-bên ‘ăḇōṯîm wayyērā’ ḇəḡāḇəhwō bərōḇ dālîyōṯāyw: |
En hij had sterke roeden tot scepteren der heersers, en de stam van elke [roede] werd hoog tussen de dichte takken; en hij werd gezien door zijn hoogte, met de menigte zijner takken.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En hij had sterke roeden tot scepteren der heersers, en de stam van elke [roede] werd hoog tussen de dichte takken; en hij werd gezien door zijn hoogte, met de menigte zijner takken.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!